Beschrijving van de test

D-dimeren

Parameter

Testnaam: D-dimeren
Eenheden: ng/mL
Uitvoerfrequentie: Dagelijks
TAT (max antwoordtijd): < 1 dag
Dringend aan te vragen: Ja
Laboratorium - Toestel: AZ Sint_Blasius - ACLTOP
Verantwoordelijke: Dr. F. Lacquet

Staalname

Staaltype (voorkeur): Citraat plasma
Minimaal volume (µL): 150
Afname en transport: De citraattube dient correct te worden gevuld tot aan de maatstreep.
Algemene richtlijnen voor staalafname (zie procedure staalafnamemodaliteiten)

Bijaanvraag

Stabiliteit (dagen): 4 uur

Methode

Meetmethode: Turbidimetr. immunoassay
Laboratorium - Toestel: AZ Sint_Blasius - ACLTOP
BELAC-accreditatie: Ja

Interpretatie

Bron referentiewaarden: Bijsluiter

Referentiewaarden

Leeftijd Mannen Vrouwen
0-500 ng/mL 0-500 ng/mL

Wetenschappelijke achtergrond

Achtergrond:

Trombine, het terminale enzym van de plasma-procoagulatiecascade, splitst fibrinopeptiden A en B van fibrinogeen, waardoor fibrinemonomeren worden gevormd. Deze fibrinemonomeren bevatten D-domeinen aan beide uiteinden en een centraal E-domein. De meeste fibrinemonomeren polymeriseren door repetitieve end-tot-end-alignatie van de D-domeinen van twee aangrenzende moleculen en laterale interactie met het E-domein van een derde molecuul, wat leidt tot de vorming van onoplosbaar fibrine of een fibrinestolsel.

Het fibrinestolsel wordt vervolgens gestabiliseerd door factor XIII, geactiveerd door trombine. Deze factor veroorzaakt covalente kruisverbindingen tussen fibrinemonomeren via transamidatie, waaronder de dimerisatie van D-domeinen van aangrenzend gepolymeriseerd fibrine. Het stolsel stimuleert fibrinolyse door de activatie van plasminogeen te katalyseren via plasminogeenactivatoren, wat leidt tot de vorming van het enzym plasmine. Plasmine degradeert kruisverbonden fibrine proteolytisch, wat resulteert in oplosbare fibrineafbraakproducten van verschillende grootte, waaronder kruisverbonden fragmenten met neo-antigene D-dimeer (DD)-epitopen.

Plasmine degradeert ook fibrinogeen, waarbij fragmenten X, Y, D en E ontstaan. D-dimeer-immunoassays gebruiken monoklonale antilichamen gericht tegen DD-neoantigenen en detecteren voornamelijk fibrine-afbraakproducten die kruisverbindingen bevatten. Daarentegen kunnen fibrino(geno)lytische afbraakproducten (X, Y, D, E en hun polymeren) afkomstig zijn van zowel fibrine als fibrinogeen. De hoeveelheid D-dimeer in het bloed weerspiegelt daarom indirect de mate van trombine- en plasminevorming, en geeft een globale indicatie van de mate van activiteit of turnover binnen de gekoppelde bloedcoagulatie- en fibrinolysemechanismen.

Tarificatie

RIZIV nomenclatuur: 554455
Nomenclatuur: 554455 - 554466 B 400 Doseren van D-Dimeren #(Maximum 1) (Cumulregel 106) (Diagnoseregel 83)
Bron: RIZIV website op 01/09/2025

Laatst gewijzigd

2025-09-10 09:16:32